|
||||
Design & Construct; de overheid gaat lumpsum! | ||||
Inleiding
De overheid, als grootste opdrachtgever in de GWW (1) sector, heeft de laatste jaren veel aandacht besteed aan de wijze van aanbesteding van haar grotere projecten. Recente (of iets minder recente) ontwikkelingen zoals Europese Aanbesteding, Elektronische hulpmiddelen, kostenbeheersing en, niet in de laatste plaats, de Bouwfraude hebben bijgedragen aan de toegenomen aandacht voor het aanbesteding- en beheerstraject voor de grotere projecten. In dat licht ontstond een aantal jaar geleden binnen de overheid de aanbesteding- c.q. contractvorm Design & Construct (Built). Deze contractvorm wordt in het circuit min of meer gelijkgesteld met de, in de private sector, allang gangbare contractvorm Lumpsum (turnkey). De vraag is echter of in de praktijk deze twee contractvormen zoveel overeenkomsten hebben dat we ze inderdaad op ongeveer gelijke wijze kunnen interpreteren. We gaan die vraag trachten te beantwoorden met als doel aan te tonen dat de aannemer wellicht vaak te licht bewapend ten strijde trekt.
"D&C en Lumpsum" kort vergeleken
Uitgangspunt van de contractvorm is dat een vaste prijs wordt aangeboden om het geheel te realiseren. De aannemer heeft een verregaande verantwoordelijkheid, grote vrijheid (binnen de kaders van het PVE), en is kosten- en tijdgedreven. De opdrachtgever heeft idealiter een lichtere taak dan bij een regie of bouwteam contractvorm, omdat slechts toetsend mag worden toegezien. Nadeel van deze contractvorm is voor de opdrachtgever dat controle c.q. toezicht van de opdrachtgever minimaal is, en dat wijzigingen relatief duur zijn. Er wordt dus veel vertrouwen gesteld in de aannemer. Daarom wordt in het verwervingstraject veel aandacht besteed aan ervaring, kennis en kunde van de aannemer.
Praktische verschillen tussen overheid en private sector
Een industriële opdrachtgever heeft vooral aandacht voor praktische ontwerpen welke bijvoorbeeld onderhoudarm zijn, waarin innovatieve producten / processen worden toegepast, welke een gunstige CAPEX (2) / OPEX (3) kennen en waarbij snel wordt opgeleverd. Deze verschillen lijken wellicht van detaillistisch niveau, maar hebben grote impact op ontwerp en uitvoering. De private opdrachtgever kan het zich veel meer permitteren om afstandelijk te toetsen en controleren gedurende het ontwerp en bouwproces. Men kan zich concentreren op de kaders van het PVE, en men heeft vaak vooral aandacht voor het nakomen van levertijd beloften. De overheid echter voelt zich verantwoordelijk voor strakke bewaking van kwaliteit en veiligheid, wordt vaak gedreven door (niet zelden van boven opgelegd) voortschrijdend inzicht en dient haar verantwoordelijkheid als bestuurlijk opdrachtgever in dossiervorm kundig vast te leggen. Daarbij is de overheid met regelmaat een deskundige opdrachtgever. De Staat heeft bijvoorbeeld vrijwel alle waterbouwkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, enz.) in Nederland in beheer.
Cultuurverschillen
De teugels strak in handen houden gaat niet samen met Design & Construct. Immers, de aannemer is uitgegaan van een lager rapportage en afstemmingkader, gaat uit van optimale voortgang met minimale interactie met en interventie door de opdrachtgever en stemt zijn inkoop, kosten en urenverbranding af op eigen bedrijfsprocessen, kennis en management. Desondanks blijkt in praktijk dat de overheidsopdrachtgever veel moeite heeft de teugels te laten vieren. De overheid heeft zich sinds mensenheugenis kunnen laven in de positie van monistisch opdrachtgever. De markt kan niet om hen heen. Vanuit die positie heeft men altijd kunnen (bij)sturen en interveniëren. Waar een private opdrachtgever zou worden aangesproken op het wijzigen van eisen, komt de overheid er vaker mee weg. Men vreest immers de toorn en macht van de grootste opdrachtgever van Nederland. De overheid kent veel minder, of althans een andere, financiële prikkel dan de private opdrachtgever. Dit is enerzijds een gevolg van de organisatie (afstand opdrachtgever en schatbewaarder), maar anderzijds een gevolg van het primaire zwaartepunt op maatschappelijk en bestuurlijk verantwoord en gedreven aanbesteden. Bij een private onderneming zijn het de aandeelhouders, de CFO of het management (strategische planning) die strak de financiële teugels in handen houden. Een gedegen ROI (6) rapport ligt ten grondslag aan het wel of niet verantwoord kunnen investeren in een project. Van overheidswege is de investering meestal bestuurlijk ingegeven. Een deltaplan of een verkeersplan laten zich minder sturen door ROI, maar meer door politieke, bestuurlijke of maatschappelijke krachten. Bij Rijkswaterstaat is er sprake van een gesplitste organisatie, wat vaak effectieve communicatie intern en extern niet bevorderd. De Bouwdienst heeft vrijwel altijd een interne opdrachtgever. Meestal is dit een dienstkring. De Dienstkring heeft vaak de contacten en contracten met de gebruikers of afnemers van de door hen beheerde objecten. Zij hebben dus wensen en eisen. Die stroken niet altijd met wat de centrale Bouwdienst wenst of waaraan zij - via de markt - kan voldoen. Zodoende zit een aannemer niet zelden met twee of drie verschillende instanties van Rijkswaterstaat aan tafel. En niet noodzakelijkerwijs zitten die twee of drie Rijkswaterstaat autoriteiten op een zelfde lijn! Tenslotte is het een feit dat een deskundige opdrachtgever de kennis in huis heeft om een aanbesteed project tot in detail te bekritiseren. De Bouwdienst heeft een groot scala aan specialisten zitten die technisch en praktisch bijzonder goed zijn onderlegd. Niet in de laatste plaats door hun jarenlange detaillistische ervaring met aanbestede werken en het beheer van de objecten. Daarbij zijn de opdrachtgevers van de Bouwdienst (Waterschappen, Dienstkringen, enz.) ook deskundig in het onderhoud en de operatie van de projecten. Men is dus van nature genegen zich tot in detail te bemoeien met ontwerp en bouw. Een deskundige overtuigen van innovatieve ontwerpen en innovatief bouwen is veel lastiger dan het overtuigen van een relatieve leek. Ondanks de beperking van interventie en sturing, is het een geval uit de praktijk dat soms op academisch niveau door de aannemer moet worden aangetoond dat een ontwerp zal voldoen aan het PVE. Een zeer arbitrair gegeven dus.
Praktijkproblemen
We zeiden dat de overheid vaak deskundige opdrachtgever is. De aannemer wordt regelmatig geconfronteerd met (specialistische) systemen of producten waar men minder of geen kennis van heeft, met systemen of producten die zwaarder dienen te worden ontworpen dan in de private sector, of met systemen of producten waarvan ontwerp en / of uitvoering in co-design / co-makership (tussen overheid en een private partij) zijn gemaakt. Deze situaties zetten de afstandelijke rol van de opdrachtgever onder spanning omdat de opdrachtgever geneigd is zich te bemoeien met dit soort elementen, of omdat bemoeienis onontbeerlijk blijkt. Daarbij neigt de overheid naar het extreem uitleggen van geldende normen en richtlijnen. Zal de private sector omwille van een lagere CAPEX nog wel eens op de rand van de norm (laten) ontwerpen, de overheid, met haar veiligheidsverantwoordelijkheid, gaat veiliger zitten. Dat zal gevolgen hebben voor de kostprijs. Vrijwel ieder groot project in de GWW sector kent wel enige vorm of enig moment van onvoorziene problemen. Het kan zijn dat archeologische of munitievondsten worden gedaan, maar dat is relatief eenvoudig af te handelen (en komt voor rekening van het Rijk). Vaker ontstaan problemen met onmogelijk te realiseren eisen of ontwerpdetails, andere aannemers op het werk of problemen in de trant van levertijdoverschrijding. Het blijkt dan vaak dat de logge besluitvorming, en starre houding van (UAV) directies, leiden tot ongebreidelde inmenging van de opdrachtgever. Een wijze van inmenging die, net als die in de ontwerpfase, vaak aanzet is tot enorme irritatie en polariteit. Een veel voorkomend probleem is het betalingsgedrag van de overheidsopdrachtgever. Regelmatig worden Design & Construct projecten geprijsd op basis van bestekposten. Deze bestekposten kunnen aanzienlijk in waarde zijn. Het blijkt in de praktijk dat bij de minste of geringste onregelmatigheid de opdrachtgever de volledige post inhoudt. Of de betaling inhoudt om een de positie in een dispuut kracht bij te zetten. Beide zaken zijn in strijd met de UAV (o.a. ex � 40 lid 7), omdat hetgeen dat de aannemer ontwijfelbaar toekomt te allen tijde dient te worden betaald. Toch is de kasstroom op overheidsprojecten vrijwel altijd sterk negatief. Het effect hiervan op de rentabiliteit van het project moet niet worden onderschat.
Polariteit
De Bouwfraude heeft natuurlijk alleen maar bijgedragen tot een zekere vorm van schizofreen gedrag door de overheid, maar mag niet maatgevend zijn voor de intenties van het gros van de aannemers. Veel bouwprojecten voor de overheid zijn voor de aannemers verliesgevend, of maar net kostendekkend. Toch heeft de Bouwfraude eerder bijgedragen aan meer afstand tussen de overheid en de aannemer, dan andersom. En dat is betreurenswaardig. De overheid zou veel meer facilitair (qua concernmodel) moeten ontwikkelen om Design & Construct projecten mogelijk te maken binnen de intenties van die contractvorm. Pas dan zal ook een voordeel in de zin van minder uren voor de Overheid ontstaan. Functionele specificaties, eenvoudiger regel- en voorwaardenkader, beperkte papierstroom en vooral een duidelijker toetsingskader. Hierdoor zal de polariteit tussen aannemer en overheidsopdrachtgever afnemen, en dit komt het resultaat ten goede.
Wat moet de aannemer doen?
Daar komt bij dat de (meestal) brede inschrijving op een werk een vervelende bijkomstigheid heeft. Aangezien de gunning vrijwel altijd naar de laagste aanbieder gaat, zit er vaak wel een deelnemer bij die lager prijst omdat deze zich (nog) niet bewust is van de bijkomende kosten door het zware regelkader wat D&C toch nog in zich herbergt. Dit heeft uiteraard als vervelend aspect dat de gunning aan de welbewuste aannemers voorbij kan gaan. Het is dus zaak bij de schriftelijke vragenrondes en eventuele openbare informatiebijeenkomsten zeer verhelderende vragen te stellen, desnoods zeer suggestief of retorisch. Het is van belang vooraf in te schatten wat de kosten zullen worden van de extra bemoeienis van de opdrachtgever, duidelijk te appelleren als onregelmatigheden worden geconstateerd, en vaker citerend uit bestekken en contracten de overheidsopdrachtgever wijzen op diens verantwoordelijkheid of beperkte rol. Het wijzen van de opdrachtgever op de bestekinterpretaties moet liefst voor de gunning en anders vroeg in de ontwerpfase gebeuren. Dan liggen er (nog) kansen.
Conclusie
Het blijkt dat de vertrouwensbasis tussen partijen nog ontbreekt, en daardoor staan de teugels veel te strak voor een kostenefficiënte afhandeling door de aannemer. Daarbij dient de overheid het regel- en voorwaardenkader, alsmede bestekvorm en administratieve voorwaarden aan te passen. Daar is men al mee bezig (UAV-GC). Nu wordt nog te veel gewerkt met de vertrouwde zware bestekken, RAW systematiek en massieve papierstromen. Daarbij dient een veel pragmatischer denken te ontstaan ten aanzien van toetsingmethodiek en statustoekenning van ontwerpdocumenten. Conclusie is dat de overheid wel wil, maar het voorwaardenscheppend kader ontbreekt. De aannemer moet niet te lichtvaardig aanbieden op een Design & Construct contract. Hij moet zich bewust zijn van de relatief hoge kosten voor ontwerptoetsing en overleg, voorzichtig zijn met optimistisch plannen en zorgen dat administratieve bepalingen praktisch uitvoerbaar zijn. De aannemer moet zich niet verschansen in zijn fort, maar offensief optreden tegen onrecht. Onrecht in de vorm van bovenmatige inmenging, buitencontractuele eisen en overschrijding van de lijnen van afgesproken kaders. Termijnen, betalingen en ontwerpcycli moeten worden bewaakt. Snelle besluitvorming moet worden afgedwongen bij onvoorziene problemen. Doet men dit niet dan blijkt dat kosten de pan uitrijzen en de opdrachtgever niet schroomt de aannemer aansprakelijk te stellen voor de geringste afwijking van bestek of prestatie. De strategie van blijvende bescheidenheid jegens 's lands grootste opdrachtgever is er een die ontegenzeglijk leidt tot een verlies aan winstgevendheid. Prestatie, goede samenwerking en winstgevendheid kunnen samengaan als de strategie van de aannemer maar klopt. Design & Construct kan voor beide partijen, als ware een symbiose, leiden tot de gewenste resultaten. Het is vooral aan de overheid hieraan te werken, immers de private sector hakt al langer met het bijltje. De wens lijkt er te zijn, nu de vervulling nog.
A.M.A. Goossens
(1) Grond, Weg en Waterbouw |
||||
|